Een stille dood

Weerloos laat een fris gekleurde brem zich door de wind zich tegen de muur van de achterburen duwen. De armen zijn ten hemel geheven, terwijl de regen inslaat op de jonge kleuren. Hij ziet vanuit zijn blauwe stoel de fusillade gade. Een boek ligt op zijn schoot. Aarzelend dommelen de bladzijden voor zijn gezicht. Telkens wordt hij even verleid door de brem. Zwaaiend om hulp weert de struik de regensalvo’s van zich af. Hij staat op. Hij doet de tuindeur open. Loopt naar het kastje buiten op het terras. Hij pakt een snoeischaar en een zaagje. Als een geslagen hond loopt hij in het natte gras. Zijn sokken glinsteren en trotseren de kou. Behendig sluipt hij langs de tuinkruiden. Zijn voornemen laat sporen achter op weg naar de brem. Woedend breekt hij de gele takken van de brem. En in een zeer korte tijd is er niets meer over van het jonge leven. Wat overblijft, is het touw dat de jonge takken had moeten geleiden. Boeien waren het. En hij voelt zich medeplichtig. Drijfnat pakken wolken boven hem zich nog meer samen. Een kauw lacht hem uit. Een een speigeling van het dak van zijn huis beweent een dood. Een vrouw schreeuwt. Hij huilt.
Een boek valt van mijn schoot. Drijfnat van het zweet kijk ik naar een paar bekende vrouwen ogen. Die lachen mij uit. Ik voel de striemen van mijn slaap in mijn gezicht. Buiten danst een brem om de terugkeer van de zon. Ik voel de hete adem achter het raam. Een droom. Een natte plek op de blauwe stoel is een stille getuige. Mijn vrouw zegt tuingereedschap te hebben gehaald. Moordwapens mompel ik. Ik kreun voorover en pak mijn boek. Verstijfd schuifel ik naar de televisie. Levensgrote handen in bebloede handschoenen knippen en snijden in levend vlees. Een babyhoofdje grimast. Ik zap geschrokken en zij huilt. Uit dat ding. Wij kijken beiden in de hoek van de kamer. Een kinderbox zwijgt. Zij rent snikkend naar boven. In mijn hoofd razen flarden beelden.

Een warme zomerdag nodigt hen uit naar een verjaardagfeestje. Zij is zwanger en hij is jongensachtig onzeker. De gezelligheid lokt hem naar het bier. Een lichte roes vergeet even zijn toekomstig vaderschap. Bij het vijfde flesje realiseert hij zijn toestand. En als zij nu de weeën krijgt? Een feestelijk onthaal lijkt hem gepast maar in dit geval vermoeiend. Nog dertien dagen denkt hij gerustgesteld. Hun vriendin is ook zwanger. Buiken worden vergeleken. De glimlachen zijn nerveus. Buiten gloeit het houtskool. Gemarineerde ribben lonken. Maar hij heeft gegeten en gedronken. Zijn vrouw vraagt of niet teveel drinkt. Zij voelt het kind tegen haar ribben duwen. Het geroezemoes buiten schemert. Langzaam en luidruchtig waaiert het gezelschap uiteen in een lange nacht. Eenmaal ’s avonds in bed voelt zij de kleine kabouter in haar buik. Zijn handen omspannen het jonge geluk met kloppend hart.

De zon verdwijnt en de brem protesteert weer. Onhoorbaar. Heftig beweegt de struik de gele armen. Ik open mijn boek. De letters schuiven onder mijn ogen heen en weer. Bladzijde na bladzijde wordt herlezen en ik verlies de draad van het verhaal. De ramen huilen weer en ik leg het boek maar weer eens op mijn schoot. Ik vraag mij af hoe vaak ik de afgelopen maand gehuild heb. Heb ik gehuild? Ik ben verdoofd. De film gaat telkens langs mij heen. De dagen na het verjaardagspartijtje moeten volgens mij zijn vastgelgd op de zwartwitte beelden van mijn geheugen. Vers en getekend.

Midden in de warme zomernacht wordt hij wakker. Zij is onrustig, heeft pijn in haar rug en in haar darmen. Zij blijven wachten. Op wat? De nacht is loom en een verloren slaap pijnigt haar nog meer. Zijn hoofdpijn herinnert hem aan een verjaardagsfeest. Zij moet overgeven. Buikgriep? Hij vraagt haar of zij iets verkeerd heeft gegeten. Zij ontkent. Zij neemt al geruime tijd geen deel meer aan uitgebreide eetgelegenheden. Laat staan wijn. Hij maakt zich zorgen om haar. Wandelt heen en weer. Langzaam sluipt de ochtend de kamer binnen. Aangekondigd door vroege vogels. Haar pijn blijft aanwezig net als zijn slaap. De vroedvrouw bellen? Zijn vingers drukken de onwennige cijfercombinatie in. Zij blijkt rugweeën te hebben. Is het begonnen? De kabouter laat zich niet tegehouden! Opgewonden voeren ze onzeker hun instructies uit. Alle ademhalingsoefeningen worden uit de kast gehaald. Zijn aantekeningen blijken onleesbaar. Ze lachen. Gespannen. De vroedvrouw komt en stelt hen op hun gemak. Hij gaat naar zijn werk. Eenmaal daar aangekomen heeft het wereldnieuws zich meester gemaakt van de gesprekken. Ergens in het oosten is een revolutie gaande. Een einde van een tijdperk. Het werk wacht op de opgewonden mensen. Hij weet van niks. Vraagt. En weer die opgewonden woorden. Zijn woorden gonzen door zijn hoofd. Ook opgewonden. Zijn vrouw belt. Zij is ongerust en wil dat hij toch nog thuiskomt. Gesterkt door zijn collega’s spurt hij naar huis. Morgen is hij vader! Een brok in een keel weerhoudt hem te gaan schreeuwen. Zij puft thuis in een zee van kussens. De vroedvrouw komt weer. Het gaat goed zegt de deskundige. Het gaat langzaam zeggen zij. Een vriend haalt nasi. De korrels zijn stuk voor stuk niet door zijn keel te krijgen. Zij heeft even een pauze en kijkt hem moederlijk aan. Nu al. Televisiebeelden doden de tijd. Geholpen door soldaten klimt een regeringsleider stuntelig op een tank en viert zijn overwinning. De oude man heeft een revolutie doorstaan. Hij bewondert de held en krijgt tranen in zijn ogen. De vroedvrouw komt weer. Voelt aan de buik van zijn vrouw. Gespannen. Luistert aan haar buik. Niets! Naar het ziekenhuis! Ze bereiden zich op het ergste voor. Dood in haar buik! Als zij deze revolutie maar doorstaan. Er is geen tank om op te klimmen. Om iets te vieren. Wat gebeurt er? Een nieuwe lange nacht komt nu wel heel dichtbij.

De brem vecht en roept weer. De wind plaagt. Ik zie alles, maar ik hoor niets. Ik sta op en wandel door de kamer. De handen in mijn zakken.Ik pak een map. Kaarten en foto’s .

In het ziekenhuis kijken vijf mensen bewegingloos naar een beeldscherm. De zwartwitte contouren van een kind drijft wezenloos rond. De placenta heeft al losgelaten. Ze vragen of het leeft. Geen antwoord, maar wel een blik. Dat is voldoende. Beiden zijn even alleen gelaten. Zijn verdriet barst los. Zijn tranen komen met woorden. Zij gelooft het niet en wil een keizersnee. Dat is onmogelijk zeggen de artsen later. Een natuurlijke bevalling. Wat is natuurlijk in dit geval? Zij krijgt pijnstillers en verdoofd vergeet zij de werkelijkheid. Hij krijgt veel steun van de verpleging. Hij huilt en scheldt, maar heel zacht.

Een geboortekaart! Nooit verzonden, aan niemand.

Langzaam komt er beweging in de verloskamer. Steriele handschoenen en instrumenten wachten. Hij moet overgeven, maar wacht. Een King helpt. Zij werken hard. Zij ademt, puft en schreeuwt. En hij doet mee. Weet hoe het moet. Zij werkt al twee dagen. Hoe zal het eruit zien? Haar adem groeit naar een climax. Zij perst een grijze kruin al naar buiten. Wat moeten ze met het kind doen? Begraven of cremeren? Houdt het de gekozen naam? Hij weet het niet. Geen foto’s van de bevalling! Nee! Het kind draait zich levenloos de boze wereld in. Het slaapt gaaf en tevreden. Voor altijd! Mirte! Wat mooi! De ouders glimlachen verdrietig. Vaarwel! Het is nog warm. Van de moeder. Zij moet nog een operatieve ingreep ondergaan. Zij wordt in slaap gesust. De vader wacht wezenloos en koud.

De nota van de begrafenisonderneming. Nog niet betaald? Ik ren naar boven en kijk tussen een wirwar van bankpapieren. Ik vergeet mijn vraag en zie mijn vrouw op bed liggen. Bedaard maar in gedachten verzonken. We geven elkaar een kus. Zij lacht. Haar vermoeide blauwe ogen zeggen mij dat zij straks de tuin ingaat.

Zij ligt de volgende dag nog in bed. Gewassen. Zij heeft veel bloed verloren. Haar arm wordt in leven gehouden door een navelstreng aan een infuus. Geboorte in perfectie nagespeeld. Steriel! Hij gaat naar huis. Maakt alles klaar. Voor hun tweeën. Zakelijk organiseert hij de crematie. In stilte. Voor hun dochter. Nee drieën. De bestelde geboortekaarten worden afgebeld. Hij ruilt een kinderstoel in en laat zich van alles aanpraten. Stilte. Hij doet boodschappen en zijn zonnebril ontwijkt alle blikken. Gelukkig schijnt de zon. Hij gaat nog even naar het ziekenhuis. Daar ligt zijn dochter opgebaard. Mirte! Nee dit is haar niet. Gisteren sliep ze! De moeder dommelt. Ze kussen elkaar. Zij vraagt hem wat er allemaal gebeurd is. Hij vertelt haar alles. Hij weet dat zij het hem vaker zal vragen.

Traag loopt zij de trap af. Ze doet haar laarzen en jas aan. Wij kijken in de map met kaarten en foto’s. Gelukkig nog een foto van Mirte! Op wie lijkt ze? We bergen de map op. Zij loopt naar buiten, pakt wat tuingereedschap en kijkt rond. Ik ga zitten.

Bloemen beuren hen wat op. Een ochtend stuurt hen langzaam naar een afscheid. Het gezin maakt zich op voor een crematie. Een blinkende grote zwarte auto voert hen zacht verend uit de geboortestad van hun dochter langs de rechte lijnen van het polderlandschap. De chauffeur is in stilte en in stijl gekleed. Net als zijn grote zwarte vierpersoonsauto. Naast de chauffeur op de brede bank ligt Mirte in haar laatste baar, bedekt met een formeel eerbetoon. Zij volgen haar levend maar roerloos op de achterbank. Eenzaam voelen zij de gedachten van hun familie en vrienden als een rouwstoet achter hen aan. Hij kijkt achterom. Een bus bouwvakkers! De wereld draait door. De zon wijst hen de weg. De laatste tocht van Mirte. In het crematorium wacht de stille dood hen op. Kauwen in maatkostuums verwelkomen hen. Hij hoort een echo van hun lach in zijn lege hoofd. Zij mag in een rolstoel. Hij duwt. Mirte wacht. Voorin een grote zaal ligt een kleine kist met hun grote verloren dromen. Ze durven niet te huilen. Vanwege de leegte. Stilte. Vaarwel Mirte. Hij duwt de rolstoel weg van het verleden. Zwenkend. Een lekke band verbergt hun verdriet. Ze lachen. Mirte ook.

Starend naar buiten sta ik op. Ik zie mijn vrouw bij de brem. De hulpeloze struik wordt uit het lijden verlost. Zij knipt en zaagt. Zij durft! Mijn vrouw wenkt en roept. Ik versta haar niet. Ik ga naar buiten. Deze gaat dood zegt ze. Weg ermee. Ik ga naar binnen. Huilend.Ik pak pen en papier. Achter het raam ligt de woekerplant opgebaard in de tuin. Een parasiet van onze dromen. Haar levensboeien trillen na op de woorden van de wind. Stil, heel stil. Mijn pen aarzelt. Ik kijk op en mijn vrouw ook. Onze gedachten vloeien ineen.

Met een draai
kwam je de wijde wereld in.
De kleuren om je heen
waren in stilte verbleekt.
Je schreeuw bleef verborgen
als een stille dood.
De dagen wachten nu
anoniem.

(Voor Mirte)

Uitgegeven in “Verhalenbundel Nederland België” 24 augustus 1997 ISBN 90-800033-4-4

Een gedachte over “Een stille dood

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s