Was het zijn hand die de wereld in staat
van opwinding bracht? Wie gaf hem die hand?
Was het zijn voet die de bal langs alle
kwellingen slalommend liet kussen?
Hij danste over noppen en brute
botten langs meedogenloze afgunst.
Terwijl de zon de arena van de
Azteken bijlichtte was de wereld
een bal en de herinnering was toen
al jong om oud te worden. Hijzelf was
een engel, zonder vleugels die in een
triomfhaag naar de uitgang werd geleid.
Hij was zijn eigen einddoel, El Diez.
Buiten de lijnen joeg de verering
banderillas in het weke hart van
het wonder. God schonk hem vereerd diens hand
De finale die daarna wachtte had
voor ons nooit gespeeld hoeven te worden.
Het was zondag tweeëntwintig juni
negentienzesentachtig voor altijd.
Harderwijk, 25 november 2020
