Ik schuif de kledingkast open. Pak het knaapje met het donkere pak. De stropdassen hangen om de smalle hals van de kledinghanger. Ik leg de combinatie met een lichtblauwe blouse op het bed. Schoenen staan gapend onderin de kast. Op spanning gehouden door een prothese. Mijn blik dwaalt af via het bed naar mijn eeuwenoude digitale wekker om te kijken hoe lang ik nog heb. De herinneringen komen in staccato terug. Ik zie mijzelf op een ochtend van mijn eerste werkdag.
Het is zeven uur. De wekker gaat. Hij schrikt. Zijn handen tasten onzeker naar repeterende digitale pieptonen. Een dag klopt op de deur en hij tikt de wekker uit. Via zijn zij richt hij zich op in bed en draait zijn voeten naar de zijkant van het bed. Zijn oogleden voelen zwaar. De nacht heeft hem uit slaap gehouden. Zijn kleding heeft hij de vorige avond al klaar gelegd. Ook de tas wacht om mee te gaan. Nerveus stapt hij de douche in.
In de badkamer kijk ik naar mijn jubilerende evenbeeld. De wallen onderstrepen de tand des tijds. Mijn handen handelen het ochtendritueel af. Ik scheer sporen in mijn spiegelbeeld. En even wekt routine de weerzin voor een nieuwe dag totdat het koude water mij herinnert aan wat komen gaat.
Aangekleed en met een stuk brood in de mond, stapt hij de voordeur uit. Doet de deur op slot en gaat. Hij loopt naar de bushalte, neemt de buslijn die hij de avond ervoor nauwkeurig heeft uitgezocht. De busrit neemt hij volledig in zich op. Een groot massief gebouw doemt streng voor hem op. Hij stapt de bus uit. Moeizaam opent hij de deur van het kantoor. Hij stopt voordat hij naar binnen gaat. In een grote hal lopen mensen gehaast met hun werktassen. Nieuwe collega’ s?
Even later start ik de motor van mijn auto. De weg en de omgeving glijden langzaam en routinematig voorbij en even later draai ik mijn auto de parkeerplaats op. Stap uit en wandel naar mijn kantoor. De tijd heeft het gebouw zachte trekken gegeven. De deur glijdt automatisch open. Voordat ik naar binnen wil, stop ik, kijk de versierde hal in en zie mensen mij feestelijk opwachten zonder mij op te merken. Mijn collega’s.
Even aarzelt hij naar binnen te gaan. Is dit wat hij elke dag gaat doen? Hij komt geen stap dichterbij en blijft voor de deuropening staan. Hij kijkt de hal in en ziet een charmante vrouw glimlachend naar hem kijken. De mooiste glimlach onder twee warme ogen heet hem van harte welkom. Een collega? Is weggaan een optie?
Mijn voeten blijven staan. De glazen deuren blijven geopend. Ik word nog steeds niet opgemerkt. Ik zie een bekende collega. Vanaf de eerste dag dat ik de hal binnentrad, hebben haar ogen en de lach mij nooit losgelaten. Maar is het de moeite waard om straks feestelijk de rimpels van de tijd te vieren? Ik blijf staan. Weggaan is een optie.
Dit verhaal verscheen op 21 november 2014 op de website van Het Schrijversgenootschap http://www.schrijversgenootschap.nl/?p=4276