Nooit meer vibreert haar zang zo onbezorgd
mijn levensnaam van mijn volgroeide jeugd
nooit meer brengt haar schoot mij geborgenheid
tegen een donkere buitenwereld
nooit meer roept haar glimlach plagend op tot
een adolescente opstandigheid
nooit meer ademt haar boezem de geur van
een uitgevlogen en verlaten nest
nooit meer haar vingers verstrengeld in mijn
jonge verwarrende onzekerheid
alleen zintuigen laten onbestemd
sporen na in een voorbetreden pad
haar adem stokt met de klanken van mijn
nagelaten roep om al mijn aandacht
en getekend wacht haar leven op de
laatste krachten van gebalde handen.